Laat voorjaar

Gedichten van Thl

Laat voorjaar.

Ik zag twee roeken
De lente zoeken.
Wat ze vonden was een kauw,
Die zat te kleumen van de kou.
Zou de lente nog wel komen?
Waar blijft die mooie lente
Ik zat ervan te dromen!
Waar zijn de violieren en
Madelieven in het jonge groen?

De nachtegaal schudt bedroefd de kop.
En kan er niets aan doen.
De zwaluw vliegt met honger rond
Insecten zitten immers nog in de grond.
De jongen schreeuwde moord en brand,
·wat is er dit jaar aan de hand?
In dit hand mooie noorderland.
Een vette haan kraait:
"De vulkaan!"

Mij maakt het niet veel uit,
Ik laat weldra mijn huid.
Ik krijg nu al een benauwde toet als ik bedenk,
Dat ik weldra in de stoompan moet.
Dan prikt de zon door t' grauwe wolkenkleed
En snel vergeten is al het leed.
De roek vliegt dartel in het rond.
De bloemen schieten uit de grond.
De nachtegaal zingt weer zijn lied

Tweeeeeeie twiet twiet.
De zwaluw vindt zijn heerlijk maal
een bekje vol voor een hele zaal.
DE haan kukelt weer die morgen.
Hij maakt zich nog nog zorgen.
De lente is nu pas in het land
Er is helemaal niets aan de hand
De mens is weer tevreden
De natuur vond weer zijn rede.

Thl165102018 Auteursrechten voorbehouden volgens de wet