In het hart van het kabouterdorp.

 

De dolle dwergen deel 12
Vervolgverhaal van Theo Thl.

Einde

Diep verborgen tussen de oude eiken en kabbelende beekjes, lag het kabouterdorp.
Hier woonden vier dappere kabouters: Langneus, Gijnoog, Dikkie en Slungel. Ze waren bekend om hun nieuwsgierigheid en avontuurlijke geest.
Op een dag toen ze een reis maakte op de heksebezem sloeg deze op hol en was onbestuurbaar geworden. Ze verdwenen door het Ozongat boven de noordpool.
Gelukkig hadden ze een fles op de bezem kunnen binden waarin ze een reis gingen maken die hen verder zou brengen dan ooit tevoren: een reis naar de reuzen.

Ze hadden een glazefles, hermetisch afgesloten van binnenuit en op de vliegbezem gebonden voor het reizen door de ruimte. De vier kabouters kwamen met moeite in de fles, en met een magische spreuk van Gijnoog, schoten ze de ruimte in. De fles zoefde door het heelal, langs sterren en planeten, en gingen uiteindelijk door de lichtbarrière.
Ze vlogen door een kleurrijke tunnel van licht, die hen naar onbekende werelden voerde.
Na een tijdje begon de
bezem met de fles te vertragen de kleurrijke tunnel verdween en er was weer een omgeving zichtbaar een roze rotsachtige tunnel vol halmplanten zo kwamen ze aan bij een nauwe opening. Met een zachte plop kwamen ze naar buiten en zagen ze enorme bergen oprijzen die een reus bleek te zijn. Toen ze beter keken, beseften ze dat ze uit het neusgat van een reus daar tegenover zittend waren gekomen!
De reus zat samen met een metgezel aan een grote uit de berg gehakte stenentafel te schaken. Van een afstand leek het geheel op een grote berg. De kabouters waren verbaasd en keken hun ogen uit. Ze zagen meerdere van zulke "bergen" met reuzen die bezig waren met verschillende activiteiten. Ze deden dat onder de rook van vele actieve vulkanen.

Het was een indrukwekkend gezicht. "We zijn uit een neusgat gekomen van een reus' zei Gijnoog verbaast. "Zouden wij kabouters en de hele wereld dan in een reus wonen en daar een deel van zijn" vroeg Langneus. 'Dat moet dan haast wel" zei Dikkie. "Nouw breekt me de klomp" zei Slungel die zich niet op zijn gemak voelde en terug wilde. Ze wisten alle vier dat ze niet te lang konden blijven, als ze verder vlogen zouden ze kunnen verdwalen, dus besloten ze terug te keren naar de eerste grote berg waar ze uitkwamen.
Met een snelle vlucht vloog de bezem terug het neusgat in waar ze uit waren gekomen.
Eerst door de met ruige halmplante behaarde ingang van de neus en daarna met toenemende snelheid al gauw weer door de kleurrijke tunnel. Ze schoten even later door de ruimte, vonden het ozongat en landde uiteindelijk veilig in het zwembad van PaPopel waar de glazefes in diggelen viel, midden in hun kabouterdorp.
Die avond, zittend rond het kampvuur, vertelde Gijnoog hun avonturen aan de andere kabouters. "En zo was ons avontuur," zei hij met een glimlach. De kabouters luisterden ademloos en applaudisseerden toen hij klaar was.
Het was een verhaal dat nog generaties lang verteld zou worden in het kabouterdorp.
Einde vervolgverhaal van Theo.thl.
Thl201212Auteursrechten voorbehouden volgens de wet

 

 

 

Home