Nieuwetijdsprookje geschreven door Thl
Niet zo heel lang geleden, in de negentiende eeuw, leefde
eens aan de rand van Brabantse bossen, heide en vennen in een kleine
textielstad Tilburg een smid die van hel nog duivel bang was. Niets
of niemand kon hem ontmoedigen en als anderen zeiden dat iets onmogelijk
was, had hij daar geen oor naar. In zijn kleine werkplaats smeedde
hij het ijzer als het heet was. Het ritmische geluid van zijn hamer
op het witgloeiende ijzer liet het aanbeeld zingen dat het wel honderd
meter in de omtrek weergalmde. Het klonk als muziek in zijn oren,
echte muziek was ook zijn lust en leven.
Het was een harde werker die vele nieuwe dingen uitvond en die hij
heel gemakkelijk kon verkopen, omdat de mensen wisten dat ze kwaliteit
voor hun geld kregen. Zelfs bedrijven als Shell en Fokker vroegen
hem speciale apparaten voor hen te maken. Heel lange dagen maakte
hij nooit, hij zei altijd als men daarover begon," je hoeft niet te
werken, als het maar op tijd klaar is, of " je moet werken om te leven,
maar niet andersom". In zijn vrije tijd hield hij ervan de natuur
in trekken. Van een heerlijke whisky, Franse cognac of ander verfoeilijk
drankje was hij niet vies .Hij genoot van de vele dingen die God Adam
en Eva niet verboden had.
In zijn huiskamer hing een grote klok, met een reuze grote slinger
opvallend aan de muur. Het rare was dat de grote slinger met luid
getik statig op en neer ging zonder dat de wijzers ook maar iets opschoven.
Alleen de seconde wijzer deed haastig zijn rondjes. Wanneer er een
feestje was, en dat gebeurde nog al eens, hadden de gasten alle tijd,
want als ze dachten naar huis te moeten en naar de klok keken, wees
de grote klok juist elf uur aan. Niemand keek als ie binnen kwam hoe
laat het was...... De smid genoot dan, vertelde een volgende belevenis
uit zijn leven en goot de glaasjes nog eens vol. Voor men door had
dat de klok niet de juiste tijd aangaf, was het vaak al drie uur in
de ochtend. Iedereen haastte zich dan naar huis en de smid grinnikte
en stond dan te schuddebuiken van het lachen.
Zo verliepen vele jaren in gezondheid en blijheid tot dat op een avond
iemand laat aan zijn deur klopte. Hij deed open en er stond een grijze
iets wat deftige oude heer voor hem die vroeg of er in de buurt ergens
een hotelrestaurantje was waar hij zou kunnen eten en slapen. De smid
zei dat er in de omgeving niets was en dat verderop in de stad het
meeste al gesloten zou zijn voor hij daar aan zou komen. De bezoeker
keek wat beteuterd en verontschuldigde zich. De smid die altijd een
hart op de goede plaats had zei "als je wilt kun je bij mij wel overnachten,
en ik de gewoonte meestal voor mezelf te koken, dus kan ik wel een
eenvoudig maar smakelijk maaltje verzorgen:" Het met zilvergrijs haar
omlijstte gezicht klaarde onmiddellijk op en met een glimlach zei
hij daar heel graag gebruik van te maken als het niet stoorde. De
Smid liet hem binnen en wees hem een plaats op zijn bank aan en bereidde
een heerlijk maaltje, waar hij zelf ook aan mee deed al had hij zelf
al gegeten. Ze genoten van de maaltijd en dronken een lekker wijntje
en de smid vertelde zijn belevenissen en de gast luisterde toe en
genoot zienderogen van al die verhalen. Jaja, zei hij; " dat doet
me aan mijn verleden denken, we hebben wel iets van elkaar".
Het is twaalf uur zei de gast en maakte duidelijk dat hij graag wilde
gaan slapen. De smid wees naar de klok die elf uur aangaf, maar de
gast glimlachte en stond op. S 'Morgens na het ontbijt voor zijn vertrek
vroeg de man hoeveel hij schuldig was. De smid lachte en zei "ach,
laten we het daar niet over hebben, het was mij een waar genoegen
U te ontmoeten en ik heb genoten en zelf nergens gebrek aan, en als
ik geen gebrek heb waarom zou ik dan iets wensen" De oude man keek
hem aan en zei," je mag drie wensen doen die ik steevast zal vervullen,
denk even na dan je vind wel iets, al lijkt het je nog zo onzinnig.
Goed dan zei de smid als je dat wilt; laat ik eens kijken en hij lachte
guitig, omdat hij van zich zelf wist dat het inderdaad onzinnige dingen
zouden zijn die hij bedacht. Mijn eerste wens is;
dat als iemand in mijn kersenboom klimt er alleen maar uit kan als
ik dat wil.
De tweede, dat men alleen van mijn zitbank kan als ik dat wil.
Als laatste wens, dat alles wat in dit kleine geldkistje gaat er alleen
uit kan als ik dat wil.
Het met zilveren baard omlijste gezicht van de oude man keek hem lachend
aan en zei, het zal zo zijn zolang je leeft. Daarna vertrok hij met
dank en nog een handdruk. De Smid keek hem verbaasd na tot dat de
man in de drukte van het ochtend gekrioel in de straat verdwenen was.
Goed geluimd ging de smid aan het werk zoals gewoonlijk en vergat
al heel gauw de vreemde ontmoeting. Van kersendieven had hij al snel
geen last meer, na een maal verplicht kilo's kersen te moeten plukken
voor dat de dieven uit de boom konden, hadden dieven er gauw genoeg
van op visite te komen. Als bij een feestje het trucje met de klok
niet wilde, hield hij zijn gasten dikwijls nog wat verplicht op zijn
bank vast tot zijn groot vermaak. Dagen maanden en jaren verstreken
met werken, feesten en overdaad van alle dingen in het leven, totdat
op een avond vlak voor hij wilde gaan slapen hevig op de deur geklopt
werd. Nieuwsgierig ging hij open doen. Voor hem stond een vreemd figuur
in een zwarte mantel met een vreemdsoortige hoed op. Deze stapte zo
binnen en zei; "ik ben de duivel en kom je halen, je tijd is om, je
hebt lang genoeg bezig geweest je tijd te verdoen met feesten en grappen
maken. De smid schrok wel even van ,dat had hij niet verwacht zeker
deze avond niet... Hij keek naar de vreemde figuur en zag dat deze
bokkenpoten had en niet helemaal geen schoenen droeg. Vaag herinnerden
hij zich iets van wat hij ooit geleerd had op school maar grotendeel
vergeten was. "Haast je" zei de duivel" ik heb geen tijd te verdoen"
"hé ja" zei de smid "mag ik nog even een andere broek aantrekken en
mijn tanden even poetsen"? "Dat is niet meer nodig zei de duivel maar
als je dat zelf nodig vind dan doe je het maar snel even" "Ga maar
even op de bank zitten, zei de smid, ik ben zo terug". De duivel ging
zitten en de smid begon te lachen. Weet je zei de smid tegen de duivel
ik heb helemaal geen zin om met je mee te gaan, als ik jou was zou
ik maar een toontje lager zingen. De duivel werd woest en wilde opstaan
maar zat als vastgenageld op de bank. De smid nam z'n wandelstok en
zei "als ik in jouw plaats was zou ik over honderd jaar nog maar eens
terug komen" en hij begon op de duivel in te timmeren met zijn stok.
Deze begon al gauw te jammeren en beloofde kermend de smid hem nog
honderd jaar met rust te laten, maar dan zou er geen ontkomen meer
aan. De smid vond het best, liet de duivel het zwart op wit zetten
en liet hem gaan. Als de weerlicht verdween de duivel door de deur
en de smid ging weer door met zijn leventje zoals hij gewend was.
Als je een fijn leven hebt zijn honderd jaar heel snel voorbij. In
de hel had de baas Lucifer gezegd dat hij zelf dit keer niet naar
de smid ging om die te halen, twee knechten moesten dat doen en kregen
de instructie mee bij de smid te blijven staan en dat ze zeker niet
op zijn bank moesten gaan zitten. En zo werd er op het einde van de
lente op een mooie zonnige ochtend bij de smid door twee in het zwart
geklede heren aan geklopt. De Smid deed open en herkende ze meteen
aan hun vreemde voeten, "Oef" dacht hij dat gaat snel honderd jaar"....
ze maakte hem duidelijk dat hij mee moest en hij zei "kom even binnen
ik moet nog even wat te eten halen, want het zal wel een lange reis
worden, gaan jullie maar even op de bank zitten daar"." Nee", zeiden
ze tegelijk," we zijn niet moe en blijven liever staan"," O, Goed"
zei de smid en keek naar buiten "ik zie dat de kersen mooi rood zijn
als jullie zin hebben pluk er maar en neem er ook wat voor mij mee,
voor onderweg. Dat lieten de twee zich geen drie maal zeggen. De smid
deed of hij weg ging en zag even later door het raam de twee in zijn
kersenboom zitten. Hij liep naar buiten en vertelde hen dat ze wel
tot Sint Juttemis konden blijven plukken, want dat ze er nooit meer
uit zouden kunnen. Hevig spartelend probeerde de twee uit de boom
te komen, maar niets hielp ze zaten zo vast als een muur. De smid
lied ze rustig een nachtje zitten en ging de andere morgen eens kijken
hoe het was met zijn twee gasten. Ze tekende voor honderd levensjaren
erbij voor de smid, die krom lag van het lachen en toen hij wilde
dat ze er uit konden, holden ze zo snel hun bokkenpoten hun dragen
konden het erf af, verdwijnend in een naar zwavel stinkende mistige
wolk, zoals die bij door mensen uitgevonden duivels hoort. De smid
gaf nog die zelfde week weer een fuif en vertelde zijn belevenis in
geuren en kleuren, hij hoefde zij zitbank trucje niet te gebruiken,
want iedereen hing aan zijn lippen en lag krom van het lachen.
Als voorheen genoot hij weer van zijn werk maakte wonder mooie dingen,
want als je zo lang te leven hebt word je steeds vindingrijker en
kun je wonderbare machines ontwerpen en maken. Helaas gingen ook deze
jaren weer snel voorbij en op een goede avond stond Lucifer zelf weer
aan zijn deur te kloppen, de smid deed open en herkende hem meteen,
"Nu is het echt je tijd smid" zo sprak de duivel en geen grapjes meer!!!
"Dat was ik ook niet van plan" zei de smid, "ik begin het na al die
jaren leven ook wel een beetje beu te worden"! Maar zeg eens ben jij
wel de duivel? Iedereen kan dat wel zeggen, kun je het bewijzen? Zeker
zei de duivel, dat kan ik wel! Ik ben benieuwd zei de smid, hij opende
zijn geldkistje schudde het leeg op tafel om er plaats in te maken
en zei "kun je je zo klein maken dat je in dit kistje past"? Niets
is gemakkelijker zei de duivel de daad bij het woord voegend. Bliksemsnel
klapte de smid het kistje dicht draaide de sleutel om en nam het mee
naar zijn smederij.
Foto: zijn smeedtang draaide hij handig boven het witte sterren spetterende
vuur.
Hij maakte het smidsvuur klaar en zei we zullen eens zien of we de
hel kunnen nabootsen, na wat hout dat vlam vatte door zijn las apparaat
deed hij er flink Cooks op en startte de blaasbalg die onder het vuur
zat, in vijfminuten kwam een zengende hitte van de witgloeiende kolen.
Hij pakte het kistje met de duivel erin met zijn smeedtang en draaide
het handig boven het witte sterren spetterende vuur. In minimum van
tijd werd het donkerrood en oranje geel, dan begonnen er sterretjes
af te schieten door verbranding een kant werd witheet.
Dat mag niet natuurlijk, want dan krijg je geen mooi smeedwerk. De
smid bracht het lichtgeel gloeiende geldkistje op het aanbeeld en
begon er met de zware smeedhamer op te beuken. De duivel ging tekeer
kermde, smeekte om genade en de smid smeedde door tot het kistje de
helft kleiner was geworden. De duivel smeekte hem er uit te laten
hij zou de smid nooit van zijn leven meer voor de voeten lopen, laat
staan proberen hem te halen. De smid wilde dat de duivel er uit kon.
Als een witte bliksemschicht vertrok deze dwars door een muur heen,
waar een na smeulend gat in de gesmolten stenen er nog steeds van
getuigen.
De smid heeft nooit meer een duivel gezien en omdat ze hem in de hemel
ook niet konden gebruiken, geniet hij nog steeds van zijn vrolijke
en ijverig leventje
Thl1730913 Auteursrechten voorbehouden
volgens de wet.