Heel lang geleden, in de vorige eeuw in de jaren zeventig in de
tijd dat ik nog een landarbeidershuisje bezat, dat juist na de oorlog
gebouwd was in het Brabantse plaatsje Asten.
Waar omheen een stukje bijna volwaardige agrarische grond was van
bijna een hectare, want Rutten burgemeester daar in die tijd, vond
dat er een are te weinig was en daarom mochten er alleen maar paardenbloemen
groeien, kamperen mocht zelfs niet, op straffe van ontruiming. Van
hem mocht je daar zelfs niet naar de sterren kijken, want dat was
niet volwaardig agrarisch en dus verboden in het buiten gebied
Ik had het dan ook helemaal vol staan. Een goudkleurige zee van
paardenbloemen was het. 
Op een dag waren er honderden pluizenbolletjes, en het wilde maar
niet waaien!
Het was een heel warme voorjaarsdag en we hadden die middag juist
erwtensoep gegeten.
Na een tijdje bleek dat ik twee windekindjes had.
Omdat het binnen te benauwd werd zette ik ze in hun blote billetjes
in de paardenbloemenweide, ze speelden en bliezen er op los dat
het een lust was en in een minimum van tijd vloog de hele omgeving
vol met leuke kleine paraschutjes die glinsterden in de zon.
De Paardenbloem-elfen stonden met spitse oortjes toe je kijken,
en hoefden helemaal niet te wapperen met hun vleugeltjes om alle
pluisjes gezaaid te krijgen zoals ze anders altijd deden.
Nog nooit hadden ze zo hard gelachen en plezier gehad als toen.
Maar dat heeft niemand gehoord zo hard gingen de blaaskindjes te
keer.
En als de pluisjes niet allemaal weg geblazen waren en allen de
lucht in gevlogen naar alle richtingen,
dan hadden ze nu nog lopen blazen.
210407Thl Auteurs rechten voorbehouden
volgens de wet.