Kabouter Boudewijn snoept
rozijntje na rozijn.
Hij heeft dat van zijn vader, de oude Boudewijn.
Die had een piep klein veldje voor zijn brandewijn.
Ka. Boudewijn had een heel groot veld!
Twee hectaren welgeteld.
Als rozijnenteler is hij welgesteld.
In het voorjaar is hij aan
het snoeien.
Wat later staat de hele gaart te bloeien.
In het begin zijn druiven groen en o zo klein.
Ze groeien snel, worden donker paars en smaken fijn.
Van zijn veld kun je rustig
smullen,
want kabouters spuiten nooit giftige spullen.
Ze leven samen met de kracht van de natuur.
Hun helpers de vogels zingen
en zijn als knecht geheel niet duur.
Eind september zijn allen
druiven rijp
Dan hangen ze om te snoepen voor de grijp.
Maar Boudewijn is nog niet tevreden
als hij alle druiven heeft afgesneden.
Laat hij die drogen in de zon.
Ze worden dan rimpelig en
zoet,
hangende aan lange lijnen.
Zo worden het Ka. Boudewijn 's rozijnen.
In doosjes van een gros
en verkoopt ze bij dozijnen.
ThlAuteursrechten voorbehouden volgens de wet